Uitspraak
22.1429 WIA
OVERWEGINGEN
R. Ouwens op 15 januari 2020 gerapporteerd. De deskundige heeft de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen onderschreven. Op 6 maart 2020 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen inhoudend dat appellant vanaf 7 mei 2016 nog steeds recht heeft op een ZW uitkering omdat een van de drie geselecteerde functies bij nader inzien niet passend was, waarna appellant het hoger beroep heeft ingetrokken. In het kader van een aanvraag op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft een verzekeringsarts appellant op 11 mei 2020 op een telefonisch spreekuur gesproken. Op basis van het telefonisch spreekuur en de beschikbare medische informatie heeft de verzekeringsarts vastgesteld dat bij appellant in 2016 en 2017 diverse medische aandoeningen zijn vastgesteld en dat in verband daarmee zijn beperkingen vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 4 juli 2016. Deze FML was in het kader van een eerstejaars ziektewetbeoordeling opgesteld. Deze beperkingen hebben standgehouden in de beroeps- en hoger beroepsprocedure. De destijds aangegeven beperkingen zijn volgens de verzekeringsarts ook van toepassing voor de WIA-beoordeling per datum einde wachttijd,
5 april 2017. Deze beperkingen zijn neergelegd in een FML van 13 mei 2020.
15 oktober 2020 ingediend. Het Uwv heeft in reactie hierop terecht gesteld dat de inhoud van deze informatie, voor zover betrekking hebbend op de datum in geding, niet nieuw is en dat met de psychische problematiek en de fysieke klachten rekening is gehouden bij de beoordeling. De stukken die appellant in hoger beroep heeft ingediend bieden geen aanknopingspunten voor twijfel aan de vastgestelde beperkingen per 5 april 2017. Het verzoek om een deskundige te benoemen zal daarom worden afgewezen.