8.3.Nu appellant al vanaf april 2014 geen inkomsten meer ontving, heeft hij op een andere manier in zijn levensonderhoud moeten voorzien. Met de in 8.2 genoemde verklaring, die steun vindt in de bankafschriften en de schriftelijke verklaringen van zijn moeder en broer, heeft appellant aannemelijk gemaakt hoe hij in de periode voor de aanvraag in zijn levensonderhoud heeft kunnen voorzien. Zoals het college op de zitting heeft bevestigd zijn er geen aanwijzingen dat appellant over een andere inkomstenbron zou beschikken. Het kunnen beschikken over contant geld en het inwonen bij zijn moeder verklaart waarom op de bankafschriften geen afschrijvingen voor vaste lasten staan.
9. Uit wat in 8.1 tot en met 8.3 is overwogen volgt dat de grondslag van de afwijzing van aanvraag 1, namelijk dat appellant onvoldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop hij in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag in zijn levensonderhoud heeft voorzien, geen stand kan houden. Dat betekent dat bestreden besluit 1, voor zover dit ziet op aanvraag 1, niet zorgvuldig is voorbereid en niet berust op een deugdelijke (feitelijke) grondslag en daarom niet in stand kan blijven.
10. Nader onderzoek naar hoe de situatie precies was in de te beoordelen periode is gelet op het tijdsverloop niet goed meer mogelijk. Op grond van de beschikbare gegevens is het aannemelijk dat appellant in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. Daarom ziet de Raad aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door besluit 1 te herroepen en te bepalen dat appellant recht heeft op bijstand naar de voor hem geldende bijstandsnorm met ingang van 1 april 2018, de datum waarop hij zich voor bijstand heeft gemeld.
Aanvragen 2 tot en met 4 en 6
11. Wat in 10 is overwogen, brengt mee dat aan de aanvragen 2 tot en met 4 en 6 de grondslag is komen te ontvallen. Achteraf moet immers worden vastgesteld dat appellant geen nieuwe aanvraag om bijstand had hoeven doen. Dit betekent dat ook bestreden besluit 1, voor zover dit besluit ziet op aanvraag 2, alsmede de bestreden besluiten 2, 4 en 5 wegens strijd met de wet niet in stand kunnen blijven en de besluiten 2, 3, 4, 6 en 7 moeten worden herroepen.
De door het college overgelegde stukken
12. Appellant heeft aangevoerd dat het college geen compleet dossier heeft overgelegd. De stukken van de klachtprocedures ontbreken ten onrechte. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het college heeft de complete dossiers overgelegd, voor zover deze betrekking hebben op de bestreden besluiten. Als volgens appellant bepaalde stukken ontbraken, stond het hem vrij om zelf stukken in te dienen. Van deze mogelijkheid heeft appellant diverse keren gebruik gemaakt.