ECLI:NL:CRVB:2023:44
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering op basis van medische geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die als taxichauffeur werkte, had zich op 29 augustus 2019 ziek gemeld met psychische klachten na het beëindigen van zijn dienstverband. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende appellant een ZW-uitkering toe, maar beëindigde deze per 16 maart 2020, omdat hij geschikt werd geacht voor zijn laatst verrichte arbeid. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn psychische klachten en beperkingen niet waren erkend en dat hij niet in staat was om zijn werk als taxichauffeur uit te voeren. Het Uwv verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.
De Raad oordeelde dat de medische beoordeling van het Uwv correct was. De Uwv-arts had vastgesteld dat appellant geen ernstige psychische aandoeningen had en dat zijn klachten niet als zodanig konden worden gekwalificeerd. De Raad concludeerde dat er geen reden was om af te wijken van het oordeel van de Uwv-arts, aangezien appellant geen medische stukken had ingediend die zijn standpunt onderbouwden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.