In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die zich ziek had gemeld na een verkeersongeval, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het Uwv weigerde deze op basis van de vaststelling dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Na een eerdere ongegronde uitspraak van de rechtbank, heeft appellante opnieuw hoger beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat haar medische beperkingen waren toegenomen. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen bewijs was dat de medische situatie van appellante was verslechterd ten opzichte van de eerdere beoordeling. De verzekeringsarts had vastgesteld dat de gezondheidstoestand van appellante niet was veranderd en dat zij geschikt was voor haar eigen werk. De Raad bevestigde dat de door het Uwv opgestelde medische rapporten zorgvuldig waren en dat er geen reden was om aan de juistheid hiervan te twijfelen. De conclusie was dat het hoger beroep van appellante niet slaagde, en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.