ECLI:NL:CRVB:2023:404
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering en geschiktheid van functies voor appellant met medische beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, die zich op 31 maart 2018 ziek meldde met fysieke en psychische klachten, had aanvankelijk een ZW-uitkering ontvangen. Na een beoordeling door een arts van het Uwv werd appellant als voldoende belastbaar beschouwd voor zijn eigen werk, maar na een bezwaarprocedure werd de uitkering doorlopend toegekend. Later werd de uitkering echter beëindigd omdat appellant meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant voerde in hoger beroep aan dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met zijn migraineaanvallen en andere gezondheidsklachten, waaronder een latere diagnose van darmkanker. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat er geen nieuwe medische informatie was overgelegd die de eerdere bevindingen zou ondermijnen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat appellant geen recht meer had op een ZW-uitkering en dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag lagen medisch geschikt waren. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.