Uitspraak
20.2094 PW, 20/2095 PW
OVERWEGINGEN
€ 4.100,25 is evenredig aan de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de overige over appellant gebleken omstandigheden.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die als zelfstandig ondernemer actief was zonder dit te melden aan het college van burgemeester en wethouders van Heemstede. Appellant ontving sinds 1 maart 2006 bijstand op grond van de Participatiewet, maar heeft zijn inlichtingenverplichting geschonden door niet te rapporteren over zijn inkomsten als zelfstandige. Het college heeft de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en een boete opgelegd. De rechtbank heeft de beroepen tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant gedurende de te beoordelen periode als zelfstandig ondernemer heeft gewerkt en inkomsten heeft genoten, maar deze niet heeft gemeld. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft gesteld dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij recht had op bijstand indien hij de verplichtingen was nagekomen. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en oordeelt dat de opgelegde boete van € 4.100,25 evenredig is aan de ernst van de overtreding.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet naleven daarvan. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.