ECLI:NL:CRVB:2023:359

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
22/2693 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken beroepsgronden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was geregistreerd onder nummer 22/2693 WIA. De Centrale Raad heeft geoordeeld dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellant was eerder in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. De Raad heeft vastgesteld dat de aangetekende brief met de uitnodiging om de beroepsgronden in te dienen retour is ontvangen met de mededeling 'niet afgehaald', en dat het adres van appellant ongewijzigd is gebleven volgens de Basisregistratie Personen. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen redenen zijn die een verontschuldiging voor het verzuim kunnen vormen. Gezien het ontbreken van beroepsgronden heeft de Centrale Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder inhoudelijk onderzoek. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 februari 2023
22/2693 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
15 juli 2022, 21/2298 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 25 oktober 2022 is appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 25 november 2022 is aan appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk zal worden behandeld.
De aangetekende brief van 25 november 2022 is op 14 december 2022 bij de Raad retour ontvangen met de mededeling ‘niet afgehaald’. Volgens de Basisregistratie Personen is het adres van appellant ongewijzigd gebleven. Appellant heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
De brief van 25 november 2022 is op 20 december 2022 nogmaals per gewone post verzonden met de mededeling dat met deze toezending niet opnieuw een termijn gaat lopen.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2023.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.