ECLI:NL:CRVB:2023:356

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
22/2491 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van beroepsgronden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Het hoger beroep was ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 1 juli 2022, maar het ingediende beroepschrift bevatte geen gronden. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten, en deze bepaling is ook van toepassing op hoger beroep.

Het Uwv kreeg de gelegenheid om het verzuim te herstellen, maar heeft de gestelde termijnen voor het indienen van de gronden ongebruikt laten verstrijken. Ondanks meerdere verzoeken om uitstel, heeft het Uwv niet tijdig de benodigde informatie aangeleverd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk behandeld kan worden. De aangevallen uitspraak van de rechtbank blijft daardoor in stand.

De Raad heeft tevens bepaald dat het Uwv een griffierecht van € 548,- moet betalen, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van het afschrift verzet aantekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 februari 2023
22/2491 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 1 juli 2022 , 20/1916 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 17 augustus 2022 is het Uwv in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Bij e-mail van 5 september 2022 heeft het Uwv verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden. Bij brief van 6 september 2022 heeft de Raad uitstel verleend tot en met 12 oktober 2022.
Bij e-mail van 12 september 2022 heeft het Uwv nogmaals om uitstel voor het indienen van de gronden verzocht.
Bij aangetekende brief van 22 september 2022 is aan het Uwv nogmaals uitstel verleend om de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken vanaf de dagtekening van die brief gesteld en is het Uwv erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk zal worden behandeld.
Het Uwv heeft de termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Nu de aangevallen uitspraak in stand blijft, dient van appellant een griffierecht van
€ 548,- te worden geheven.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat van het Uwv een griffierecht van € 548,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2023.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.