ECLI:NL:CRVB:2023:350
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om militair arbeidsongeschiktheidspensioen na wijziging ontslaggrond
In deze zaak heeft appellant, een voormalig beroepsmilitair van de Koninklijke Luchtmacht, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om toekenning van een militair arbeidsongeschiktheidspensioen door de Staatssecretaris van Defensie. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant niet als arbeidsongeschikt werd beschouwd, ondanks dat hij eervol uit de militaire dienst was ontslagen wegens blijvende ongeschiktheid. De Raad voor de Rechtspraak heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag bevestigd, waarin werd geoordeeld dat appellant geen recht had op een arbeidsongeschiktheidspensioen omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden van arbeidsongeschiktheid zoals gedefinieerd in de Algemene militaire pensioenwet (AMP). De Raad heeft vastgesteld dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid in 1997 correct was en dat er geen nieuwe medische gegevens zijn overgelegd die de eerdere conclusies zouden kunnen weerleggen. De Raad benadrukte dat dienstongeschiktheid niet gelijkstaat aan arbeidsongeschiktheid en dat appellant nooit een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft ontvangen, wat een vereiste is voor de toekenning van een arbeidsongeschiktheidspensioen. De Raad concludeert dat de afwijzing van het verzoek om een militair arbeidsongeschiktheidspensioen terecht is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.