ECLI:NL:CRVB:2023:337

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
22/2074 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beëindiging Ziektewet-uitkering met gewijzigde beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft appellant, een voormalig magazijnmedewerker, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Appellant had zich op 30 juli 2019 ziek gemeld en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uwv beëindigde deze uitkering per 27 maart 2021, wat appellant bestreed. De rechtbank bevestigde het besluit van het Uwv, waarop appellant in hoger beroep ging. Tijdens de hoger beroepsprocedure heeft het Uwv op 10 oktober 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarin het bezwaar van appellant alsnog gegrond werd verklaard en de ZW-uitkering per 27 maart 2021 werd voortgezet. Appellant heeft aangegeven zich te kunnen verenigen met deze gewijzigde beslissing. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de wensen van appellant. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 2.511,-, en moet het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van € 185,- vergoeden.

Uitspraak

22.2074 ZW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 juni 2022, 21/4274 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 22 februari 2023
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Gümüs, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 10 oktober 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Appellant is werkzaam geweest als magazijnmedewerker. Hij heeft zich voor dit werk ziek gemeld op 30 juli 2019. Het Uwv heeft hem een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Bij besluit van 26 februari 2021 heeft het Uwv deze uitkering met ingang van 27 maart 2021 beëindigd. Bij het besluit van 13 juli 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 26 februari 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
2. Tijdens de procedure in hoger beroep heeft het Uwv op 10 oktober 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarin het bezwaar van appellant tegen het besluit van 26 februari 2021 alsnog gegrond is verklaard en is bepaald dat de ZW-uitkering per 27 maart 2021 wordt voortgezet. Appellant heeft te kennen gegeven dat hij zich kan verenigen met deze gewijzigde beslissing op bezwaar.
3. De Raad oordeelt als volgt.
4. In de gewijzigde beslissing op bezwaar van 10 oktober 2022 is de ZW-uitkering van appellant per 27 maart 2021 voortgezet. Hiermee is volledig tegemoet gekomen aan het hoger beroep van appellant. Het hoger beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
5. Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting) en op € 837,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift), in totaal € 2.511,- voor verleende rechtsbijstand. Ook dient het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.511,-;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2023.
(getekend) T. Dompeling
(getekend) M.D.F. de Moor