ECLI:NL:CRVB:2023:306
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake uitkering op grond van de Wet Inkomensvoorziening oudere werklozen en jareneis
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, geboren in 1957, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet Inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) na een eerdere WW-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen, omdat de appellant niet voldeed aan de jareneis zoals vastgelegd in de Werkloosheidswet (WW). De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en het Uwv had in hoger beroep verzocht om deze uitspraak te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant, die werkzaamheden op [Eiland] had verricht, niet kon worden beschouwd als werknemer in de zin van de WW, omdat zijn werkzaamheden buiten Nederland waren verricht. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de staatkundige wijzigingen van 10 oktober 2010 niet hadden geleid tot een wijziging in de toepasselijkheid van de Nederlandse socialezekerheidswetgeving op het Caribisch Nederland. De Raad bevestigde dat het Caribisch Nederlands socialezekerheidsstelsel een eigen systematiek kent en dat de appellant niet voldeed aan de jareneis. Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.