ECLI:NL:CRVB:2023:295
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uwv. Appellant, die eerder als operator werkte, had zich op 25 november 2015 ziekgemeld met knie- en rugklachten. Het Uwv weigerde hem een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn klachten niet zorgvuldig waren beoordeeld en dat zijn beperkingen waren onderschat. De Raad oordeelde dat het Uwv de medische beoordeling en de arbeidsongeschiktheid correct had vastgesteld. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het Uwv terecht had geweigerd appellant een WIA-uitkering toe te kennen met ingang van 25 november 2015. Tevens werd vastgesteld dat het Uwv in het tweede bestreden besluit niet volledig had beslist over de aanspraken van appellant per einde wachttijd op 21 november 2017, wat leidde tot de vernietiging van dat deel van de uitspraak. De Raad veroordeelde het Uwv tot betaling van proceskosten aan appellant.