ECLI:NL:CRVB:2023:291

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
22/850 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding na intrekking van het beroep door appellante

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 25 augustus 2022 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waardoor appellante gedeeltelijk in haar bezwaren is tegemoetgekomen. Hierop heeft appellante haar hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten die zij heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen, maar het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in dit geval in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 837,-, wat is gebaseerd op de kosten voor verleende rechtsbijstand.

Echter, de Raad heeft ook vastgesteld dat de kosten voor de te betalen eigen bijdragen, zoals door appellante is verzocht, niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze niet zijn opgenomen in de limitatieve opsomming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.

Uitspraak

Datum uitspraak: 15 februari 2023
22/850 ZW en 22/851 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 februari 2022, 20/9347 en 20/9348 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 25 augustus 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellante heeft de hoger beroepen ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellante heeft de hoger beroepen ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 25 augustus 2022 gedeeltelijk aan de bezwaren is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 837,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) voor verleende rechtsbijstand.
In de bijlage Bpb is een limitatieve opsomming gegeven van de proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen. In vergoeding van de te betalen eigen bijdragen, zoals door appellante is verzocht, is daarbij niet voorzien. Deze kosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai