ECLI:NL:CRVB:2023:290

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
21/1782 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. B.F. Desloover, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv van 24 augustus 2022, waarbij het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante besloten het hoger beroep in te trekken.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld over de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, maar dat er nog kosten zijn gemaakt in beroep en hoger beroep.

De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van in totaal € 2.511,-, bestaande uit € 1.674,- voor de kosten in beroep en € 837,- voor de kosten in hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 15 februari 2023 door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai. De beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Datum uitspraak: 15 februari 2023
21/1782 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 mei 2021, 20/1448 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. B.F. Desloover, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 24 augustus 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 11 oktober 2022 heeft mr. Desloover namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft op 1 december 2022 medegedeeld zich te kunnen verenigen met een veroordeling in de proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 24 augustus 2022 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.674,- in beroep en € 837,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.511,-
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.511,-.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai