ECLI:NL:CRVB:2023:289
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Sieben, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 8 juni 2022 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 13 juli 2022, via haar opvolgend gemachtigde mr. A.J.M. Arentz-Veldkamp, het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een veroordeling van het Uwv in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, en dat de Raad alleen nog diende te oordelen over de kosten die in beroep en hoger beroep zijn gemaakt. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, en heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 2.929,50 voor verleende rechtsbijstand en € 34,10 voor reiskosten, wat in totaal neerkomt op € 2.963,60.
De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2023. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.