ECLI:NL:CRVB:2023:289

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
21/2168 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Sieben, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 8 juni 2022 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 13 juli 2022, via haar opvolgend gemachtigde mr. A.J.M. Arentz-Veldkamp, het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een veroordeling van het Uwv in de proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, en dat de Raad alleen nog diende te oordelen over de kosten die in beroep en hoger beroep zijn gemaakt. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, en heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 2.929,50 voor verleende rechtsbijstand en € 34,10 voor reiskosten, wat in totaal neerkomt op € 2.963,60.

De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2023. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 15 februari 2023
21/2168 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
11 mei 2021, 20/598 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M. Sieben, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 8 juni 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 13 juli 2022 heeft mr. A.J.M. Arentz-Veldkamp, als opvolgend gemachtigde, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft op 23 augustus 2022 medegedeeld zich te kunnen verenigen met een veroordeling in de proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 8 juni 2022 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 2.092,50 in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijn op de zitting en 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting) en € 837,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) voor verleende rechtsbijstand. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.929,50.
De reiskosten die appellante heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank, komen tot een bedrag van € 34,10 voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.963,60.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai