ECLI:NL:CRVB:2023:273
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die als vrachtwagenchauffeur werkte, meldde zich op 29 augustus 2017 ziek met diverse lichamelijke klachten. Het Uwv weigerde op basis van een arbeidsongeschiktheidsevaluatie de uitkering, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep.
Tijdens de zitting op 1 september 2022 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat. Hij voerde aan dat zijn beperkingen, zowel psychisch als lichamelijk, onvoldoende waren erkend. Appellant overhandigde rapporten van een GZ-psycholoog en een orthopedisch chirurg ter ondersteuning van zijn argumenten. Het Uwv verdedigde de eerdere beslissing en stelde dat het onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd.
De Centrale Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld en dat de medische onderzoeken adequaat waren. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De in hoger beroep ingebrachte stukken gaven geen aanleiding voor een ander oordeel. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.