Uitspraak
16 juli 2020, 19/5319 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
13 november 2023. Namens appellant zijn mr. Hoogeveen en [A.], neef van appellant, verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.F.C.A.M. Wetering.
OVERWEGINGEN
WAO-uitkering. Dit verzoek is herhaald bij brief van 16 oktober 2017, waarbij gevraagd is om uitbetaling van de WAO-uitkering met terugwerkende kracht. Bij brief van 24 mei 2018 heeft het Uwv appellant bericht dat de WAO-uitkering over de periode 23 februari 2011
tot en met 1 juni 2018 wordt nabetaald. Naar aanleiding hiervan is gecorrespondeerd tussen de voormalige gemachtigde van appellant en het Uwv. Bij besluit van 24 april 2019 heeft het Uwv het verzoek van appellant om de WAO-uitkering met ingang van 16 januari 2006 tot
23 februari 2011 te heropenen, afgewezen. Bij besluit van 20 september 2019
(bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 24 april 2019 ongegrond verklaard.
23 februari 2011 feitelijk woonachtig was in Marokko. Terecht heeft het Uwv het standpunt ingenomen dat voor een heropening van een uitkering met terugwerkende kracht, bewijs van de feitelijke woonplaats gedurende de periode in kwestie vereist. Een paspoortstempel inzake een inreisdatum is daarvoor onvoldoende. Ter zitting heeft het Uwv toegelicht dat appellant een verzoek om herziening kan indienen als hij alsnog met bewijsstukken kan aantonen waar hij vanaf zijn ontslag uit detentie tot zijn herzieningsverzoek in 2011 in Marokko heeft gewoond. Als voorbeeld van een toereikend bewijsstuk heeft het Uwv ter zitting een uittreksel uit het bevolkingsregister genoemd. Appellant heeft gesteld dat een dergelijk uittreksel in Marokko niet verkrijgbaar is. Nu een dergelijk bewijsstuk ten tijde van het bestreden besluit niet is overgelegd, heeft het Uwv op goede gronden besloten de WAO-uitkering niet met terugwerkende kracht tot 9 september 2006 te heropenen.
27 oktober 2021gesteld dat deze geen aanleiding geeft tot wijziging van het standpunt. Het Uwv heeft opgemerkt dat, in weerwil van de opmerking van appellant ter zitting van de rechtbank dat een dergelijk uittreksel niet te verkrijgen is, binnen enkele dagen na de zitting van 6 juli 2020 alsnog een uittreksel uit het bevolkingsregister kon worden overgelegd. Ook heeft het Uwv erop gewezen dat het uittreksel een aantal in het oog springende
spel- en schrijffouten bevat, te weten ATTESTATION ADMINISTRTIVE
(moet zijn: ADMINISTRATIVE) en L'INTERSSEE (moet zijn: L'INTÉRESSÉ). Voor de korte tijdspanne tussen 6 en 10 juli 2020 waarop het document alsnog is overgelegd respectievelijk de spel- en schrijffouten is geen steekhoudende verklaring gegeven.
WAO-uitkering op grond van deze bepaling over de periode van 9 september 2006 tot
23 februari 2011 heeft geweigerd omdat niet is aangetoond dat appellant in die periode in Marokko woonde. In hoger beroep is het geschil toegespitst op de authenticiteit van het door appellant overgelegde document van 10 juli 2020, waarin is verklaard dat hij sinds
9 september 2006 in Marokko heeft gewoond.
contra-indicaties onvoldoende aanleiding te twijfelen aan de authenticiteit van het document. Het gaat niet om een voorgedrukt standaardformulier maar om een specifiek voor appellant opgestelde verklaring, zodat de – geringe – spel- dan wel typefouten daarin voorstelbaar zijn. Dat de verklaring enkele dagen na de zitting van de rechtbank kon worden verkregen acht de Raad anders dan het Uwv niet onaannemelijk.
artikel 8:51d van de Awb het Uwv op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het Uwv moet het op 10 juli 2020 afgegeven document nader in de besluitvorming betrekken en bezien of dit aanleiding geeft tot wijziging van zijn standpunt.