ECLI:NL:CRVB:2023:2522

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
22/718 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep en wettelijke rente in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 27 januari 2022, waarin de rechtbank een beslissing heeft genomen over de WIA-uitkering van appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 december 2023 uitspraak gedaan. Appellant heeft verzocht om vergoeding van schade, bestaande uit wettelijke rente over de na te betalen uitkering. De ex-werkgever van appellant, [Naam B.V.], heeft als derde-belanghebbende deelgenomen aan de procedure. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en heeft op 1 augustus 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen. Appellant heeft op 11 augustus 2023 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 2.092,50. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering en het griffierecht van € 136,- dat appellant in hoger beroep heeft betaald. De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, met M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 december 2023.

Uitspraak

22/718 WIA
Datum uitspraak: 27 december 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 27 januari 2022, 20/1275 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[Naam B.V.] (ex-werkgever)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.P.M.A. Willems hoger beroep ingesteld.
Appellant heeft nadere gronden van het hoger beroep ingediend en verzocht het Uwv te veroordelen in de door hem geleden schade, bestaande uit wettelijke rente over de na te betalen uitkering.
De ex-werkgever neemt als derde-belanghebbende aan het geding deel.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft aan het Uwv een vraagstelling verzonden. Het Uwv heeft hierop gereageerd en een nader stuk ingediend.
Appellant heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2022. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Willems, in aanwezigheid van G.L. Wierts. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.H.H. Fuchs. De derde-belanghebbende heeft zich ter zitting niet laten vertegenwoordigen.
De Raad heeft het onderzoek heropend en dr. F.B. van der Wurff, psychiater, als deskundige benoemd. De deskundige heeft op 23 mei 2023 gerapporteerd.
Het Uwv heeft op 1 augustus 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft op 11 augustus 2023 het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft op 11 september 2023 medegedeeld geen bezwaren te hebben tegen de gevraagde proceskostenvergoeding.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 1 augustus 2023 aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de nadere reactie op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep) voor verleende rechtsbijstand.
Het verzoek om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen wordt verwezen naar de uitspraak van 25 januari 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958).
Ook dient het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.
De rechtbank heeft al bepaald dat de proceskosten in bezwaar en beroep vergoed moeten worden alsmede het in beroep betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente als hiervoor aangegeven;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.092,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,-
vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2023.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) M.D.F. de Moor