ECLI:NL:CRVB:2023:2517

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
22/608 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete wegens niet afsluiten van zorgverzekering binnen drie maanden en ontheffing wegens gemoedbezwaren

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een boete die aan appellante is opgelegd door het CAK omdat zij niet binnen de gestelde termijn van drie maanden een zorgverzekering had afgesloten. Appellante had op 2 april 2021 een aanmaning ontvangen van het CAK om een zorgverzekering af te sluiten, met de waarschuwing dat er een boete zou volgen als dit niet tijdig gebeurde. Op 9 juli 2021 werd de boete van € 426,24 opgelegd, omdat appellante niet voor 2 juli 2021 een zorgverzekering had afgesloten. Appellante kreeg pas op 1 september 2021 ontheffing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) wegens gemoedsbezwaren, wat na de termijn van drie maanden viel.

De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond, omdat zij niet tijdig een zorgverzekering had afgesloten en de ontheffing te laat had aangevraagd. Appellante stelde dat zij niet goed was geïnformeerd door de Svb en dat zij alle mogelijke inspanningen had verricht om de ontheffing op tijd te verkrijgen. De rechtbank oordeelde echter dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig afsluiten van een zorgverzekering bij appellante lag en dat zij niet voldoende had aangetoond dat zij niet in staat was om tijdig de ontheffing aan te vragen.

In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Raad oordeelde dat zij geen nieuwe gronden had aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellante voldoende tijd had gehad om aan de verplichtingen te voldoen. De Raad oordeelde dat het CAK terecht een boete had opgelegd en dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

22.608 ZVW

Datum uitspraak: 21 december 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank MiddenNederland van 13 januari 2022, 21/4362 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het CAK
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2023. Appellante is verschenen. Het CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door N. Tighadouini.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Het CAK heeft appellante op 2 april 2021 aangemaand een zorgverzekering in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw) af te sluiten. Daarbij heeft het CAK meegedeeld dat haar een boete wordt opgelegd als zij zich niet binnen een termijn van drie maanden heeft verzekerd.
1.2.
Bij besluit van 9 juli 2021 heeft het CAK aan appellante een boete van € 426,24 opgelegd, omdat zij niet voor 2 juli 2021 een zorgverzekering in de zin van de Zvw heeft afgesloten.
1.3.
Met ingang van 1 september 2021 heeft appellante van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) ontheffing gekregen voor het afsluiten van een zorgverzekering wegens gemoedsbezwaren.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 24 september 2021 (bestreden besluit) heeft het CAK het bezwaar van appellante tegen het besluit van 9 juli 2021 ongegrond verklaard. Het CAK heeft hieraan ten grondslag gelegd dat appellante geen zorgverzekering heeft afgesloten en pas per 1 september 2021 een ontheffing wegens gemoedsbezwaren heeft gekregen. Dit is na de termijn van drie maanden, waardoor appellante de boete moet betalen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft geen zorgverzekering afgesloten en pas na 2 juli 2021 haar ontheffing als gemoedsbezwaarde gekregen van de Svb. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit aan appellante worden verweten. De rechtbank heeft appellante niet gevolgd in het standpunt dat zij alle mogelijke inspanningen heeft verricht om de ontheffing op tijd te verkrijgen. Appellante had tijdig onderzoek moeten en kunnen doen naar de vervangende mogelijkheden voor een zorgverzekering. Appellante heeft gesteld dat het CAK haar eerder had moeten informeren over de gemoedsbezwaardenregeling. Deze verantwoordelijkheid ligt echter bij appellante zelf. Appellante wil geen zorgverzekering afsluiten, dus dan is het ook aan haar om te zoeken naar de alternatieve mogelijkheden. Appellante had de regeling bijvoorbeeld zelf kunnen opzoeken of het CAK eerder kunnen bellen als zij vragen had over haar situatie. In de aanmaning van 2 april 2021 staat duidelijk vermeld dat appellante bij vragen over haar situatie (telefonisch) contact op kon nemen met het CAK. Voor zover appellante heeft aangevoerd dat zij verkeerd is geïnformeerd door medewerkers van de Svb, heeft zij dat niet onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het CAK terecht een boete aan appellante opgelegd.
3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en – samengevat – aangevoerd dat zij zich niet kan verenigen met de boete die het CAK heeft opgelegd. Appellante heeft lang gezocht naar een voor haar passende mogelijkheid ter vervanging van een zorgverzekering. Appellante heeft voor het eerst op 1 juli 2021 via het CAK van de mogelijkheid van een ontheffing wegens gemoedsbezwaren gehoord. Appellante heeft diezelfde dag contact opgenomen met de Svb om de ontheffing aan te vragen. Door nalatigheid van de Svb en een niet werkend systeem is haar aanvraag niet tijdig verwerkt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellante heeft zich beperkt tot het herhalen van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden. De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat appellante met een termijn van drie maanden voldoende tijd heeft gehad om een zorgverzekering af te sluiten of om tijdig een ontheffing wegens gemoedsbezwaren aan te vragen. Appellante heeft hier niet aan voldaan en dat komt voor haar rekening en risico. Gelet hierop bestaat geen aanleiding te oordelen dat het CAK geen boete aan appellante had mogen opleggen.
4.3.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt