ECLI:NL:CRVB:2023:2516

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
21/3636 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet wegens onduidelijkheid over inkomen en vermogen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. De appellant had op 17 januari 2020 een aanvraag ingediend, die op 8 juni 2020 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant geen volledige openheid van zaken had gegeven over de herkomst van bedragen die hij had gestort op diverse goksites. Bovendien had hij gegevens op zijn Skrill-rekening weggelakt, waardoor het college niet kon vaststellen of de appellant beschikte over relevante inkomens- of vermogensbronnen.

De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet voldoende duidelijkheid had verschaft over zijn financiële situatie. De Raad benadrukte dat het niet het gokken zelf was dat de afwijzing in de weg stond, maar de onduidelijkheid over inkomen en vermogen.

De appellant voerde aan dat het college voldoende informatie had om het recht op bijstand vast te stellen en dat er sprake was van willekeur, omdat het college later bijstand had toegekend onder vergelijkbare omstandigheden. De Raad verwierp deze argumenten en concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag om bijstand terecht was. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken, en de appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

21.3636 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 16 september 2021, 20/3644 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden (college)
Datum uitspraak: 5 december 2023
Zitting hebben: O.L.H.W.I. Korte als voorzitter, en P.W. van Straalen en M. Hillen als leden
Griffier: F.C. Meershoek
Ter zitting is namens het college verschenen S. van der Meulen. Appellant noch zijn gemachtigde mr. N.E. van Uitert, advocaat, zijn verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het college heeft met een besluit van 8 juni 2020 een aanvraag van appellant van 17 januari 2020 om bijstand op grond van de Participatiewet afgewezen. Met het nu bestreden besluit van 11 november 2020 is het college bij die afwijzing gebleven.
Aan de afwijzing ligt ten grondslag dat appellant geen volledige openheid van zaken heeft gegeven over de herkomst van bedragen die hij voor de aanvraagdatum op diverse goksites heeft gestort. Omdat appellant bovendien gegevens heeft weggelakt op de afschriften van de [X]-rekening die hij gebruikte voor het gokken, is de financiële situatie voor het college niet duidelijk. Niet uitgesloten is dat appellant over inkomens- en vermogensbronnen beschikt die van belang zijn voor het recht op bijstand.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant is het daar niet mee eens. De gronden die hij in dit verband heeft aangevoerd, slagen niet. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd. Daarvoor is het volgende van belang.
Appellant stelt in de eerste plaats dat het college voldoende informatie had om het recht op bijstand vast te tellen. Dat appellant heeft gegokt hoeft volgens hem niet aan toekenning van bijstand in de weg te staan.
Deze grond slaagt niet omdat appellant eraan voorbijgaat dat hij geen duidelijkheid heeft verschaft over de herkomst van bedragen waarmee hij heeft gegokt en gegevens op de [X]-rekening heeft weggelakt. Daarmee is onduidelijk of appellant kan beschikken over een mogelijke bron van inkomen of aanwezig vermogen. Niet het gokken, maar de onduidelijkheid over inkomen en vermogen staat eraan in de weg dat het college het recht op bijstand kan vaststellen.
Appellant wijst er verder op dat het college met een besluit van 30 juni 2020 alsnog bijstand heeft toegekend en dat de omstandigheden waaronder de bijstand is toegekend dezelfde zijn als die ten tijde van de afwijzing. Volgens appellant is er sprake van willekeur.
Ook deze grond slaagt niet. Van willekeur is geen sprake. Het college heeft met de toekenning na signalen dat appellant niet langer aan zijn financiële verplichtingen kon voldoen een vicieuze cirkel willen doorbreken. Die toekenning doet er niet aan af dat het college ten tijde van de afwijzing het recht op bijstand niet kon vaststellen.
De conclusie is dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing in stand blijft.
Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) F.C. Meershoek (getekend) O.L.H.W.I. Korte