ECLI:NL:CRVB:2023:2501

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
23/929 AOR
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toekenning op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR)

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag om toekenningen op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) door de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellante had in januari 2022 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 15 september 2022 afgewezen omdat er geen bevestiging was dat zij in AOR-omstandigheden had verkeerd. Na bezwaar bleef de afwijzing in stand, wat leidde tot beroep bij de Raad. Tijdens de zitting op 9 november 2023 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door A.L. van der Wiel.

De Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van appellante en de argumenten van verweerder. De Raad concludeerde dat er geen bevestiging was dat appellante gebeurtenissen als bedoeld in de AOR had meegemaakt. De Raad oordeelde dat de medische argumenten van appellante niet relevant waren voor de beoordeling van haar aanvraag, aangezien de erkenning als oorlogsgetroffene afhankelijk is van het vaststellen van meegemaakte gebeurtenissen. De Raad heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, en verklaarde het beroep ongegrond. Appellante kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

23/929 AOR
Datum uitspraak: 21 december 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 15 september 2022 heeft verweerder de aanvraag om toekenningen op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) afgewezen.
Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt maar verweerder is met een besluit van 10 februari 2023, kenmerk BZ011541326 (bestreden besluit), bij de afwijzing gebleven.
Namens appellante heeft mr. R.S. Ganeshie, advocaat, tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 9 november 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. R. Vervloet. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.L. van der Wiel.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak gaat het om de vraag of bevestiging kan worden verkregen dat appellante in omstandigheden heeft verkeerd als bedoeld in de AOR. De Raad is net als verweerder van oordeel dat die bevestiging niet is verkregen.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft in januari 2022 verzocht om toekenningen op grond van de AOR.
1.2.
Met een besluit van 15 september 2022 heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat geen bevestiging is verkregen dat appellante heeft verkeerd in AOR-omstandigheden. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.

Het oordeel van de Raad

2. De Raad beoordeelt of verweerder terecht de aanvraag van appellante om toekenningen op grond van de AOR heeft afgewezen. Hij doet dit aan de hand van argumenten die appellante in beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.1.
De Raad komt tot het oordeel dat het beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het beroep van belang zijn, zijn te vinden in de bijlage van de uitspraak.
Omvang van het geding
2.3.
Appellante heeft beroepsgronden aangevoerd die betrekking hebben op een afwijzing van een aanvraag in het kader van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Bij de Raad is geen Wubo-beroep van appellante bekend. De Wubo-beroepsgronden kunnen niet worden betrokken bij de beoordeling van het beroep inzake de AOR-aanvraag en moeten om die reden buiten beschouwing worden gelaten.
AOR-omstandigheden
2.4.
Uit artikel 1 van de AOR volgt dat voor het erkennen als oorlogsgetroffene in de zin van de AOR als eerste voorwaarde geldt dat de aanvrager gebeurtenissen als bedoeld in de AOR heeft meegemaakt. Pas als dat is vastgesteld, kunnen de medische gevolgen daarvan aan de orde komen. Verweerder heeft dan ook zonder voorafgaand medisch onderzoek beoordeeld of appellante oorlogsgebeurtenissen in de zin van de AOR heeft meegemaakt.
2.5.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat appellante in omstandigheden heeft verkeerd als bedoeld in de AOR.
2.6.
Op grond van de beschikbare gegevens, waaronder de relatiedossiers van een neef van appellante en haar moeder, heeft ook de Raad niet kunnen vaststellen dat appellante persoonlijk gebeurtenissen als bedoeld in de AOR heeft meegemaakt. Dat appellante geconfronteerd is geweest met de overblijfselen van haar overleden grootvader, is geen omstandigheid in de zin van de AOR. Verder kan het medisch advies van de verzekeringsarts drs. H.W.K. Kharaghjitsing niet dienen als een bevestiging van door appellante meegemaakte gebeurtenissen. Op basis van algemene geschiedschrijving kan niet worden aanvaard dat appellante in AOR-omstandigheden heeft verkeerd. De medische argumenten die appellante heeft aangevoerd en op grond waarvan zij stelt aanspraken aan de AOR te kunnen ontlenen kunnen bij de beoordeling of appellante oorlogsgebeurtenissen heeft meegemaakt nog geen rol spelen. Het ontbreken van een bevestiging dat appellante in AOR-omstandigheden heeft verkeerd betekent dat zij aan die regeling geen aanspraken kan ontlenen.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep slaagt dus niet. Dit betekent dat het bestreden besluit stand kan houden.
4. Appellante krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond
.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van N.B. Yalçinkaya als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) N.B. Yalçinkaya

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Op grond van artikel 1 van de AOR – zoals aangevuld bij Ordonnantie van 5 november 1945 (Ned. Ind. Stb. 1946, 118) – wordt onder oorlogsletsel verstaan, voor zover hier van belang:
het lichamelijk, dan wel geestelijk letsel, ziekte daaronder begrepen, hetwelk aan een persoon is overkomen:
- als gevolg van een actie van de vijand, van enige handeling of nalatigheid van een onderdeel of lid van de weermacht of van de burgerlijke hulpdiensten in tijd van feitelijke oorlog, dan wel van maatregelen of omstandigheden welke met de oorlogsvoering onverbrekelijk samenhangen;
- gedurende internering, krijgsgevangenschap, gedwongen tewerkstelling, of gedurende gevangenschap, vooronderzoek dan wel aanhouding, als gevolg van verdenking wegens daden, welke gericht waren tegen de bevelen van het Japanse bezettingsleger en niet vallen onder het gewone strafrecht;
- in de periode vanaf 15 augustus 1945 (tot 13 januari 1954, zoals later is bepaald) als gevolg van tegen hem gerichte actie van de bedrijvers van de ongeregeldheden, welke na de capitulatie van Japan in Nederlands-Indië zijn ontstaan, dan wel als gevolg van de maatregelen tot herstel van de orde en rust genomen.