ECLI:NL:CRVB:2023:2494

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
21/1714 BABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Europese gehandicaptenparkeerkaart op basis van medisch advies

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart type bestuurder. De appellant had op 6 maart 2019 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo op 7 mei 2019 werd afgewezen. Deze afwijzing was gebaseerd op een medisch advies van Argonaut, waaruit bleek dat de appellant in staat werd geacht ten minste 100 meter in rustig tempo te kunnen lopen. De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.

De Raad oordeelde dat het college het bestreden besluit terecht had gebaseerd op het medisch advies van Argonaut. Er waren geen aanwijzingen dat het advies onzorgvuldig tot stand was gekomen. De Raad wees erop dat de arts van Argonaut, M. Thaens, zijn conclusie had getrokken op basis van dossierstudie, anamnese en observatie van het looppatroon van de appellant. De appellant had in hoger beroep een rapport van de verzekeringsarts M. Bruins ingebracht, maar de Raad concludeerde dat dit rapport niet leidde tot een ander oordeel dan dat van de rechtbank. Het advies van JPH Consult, dat op verzoek van het college was uitgebracht, bevestigde ook dat de appellant medisch gezien in staat was om meer dan 100 meter aan een stuk te lopen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier L.C. van Bentum, en werd openbaar uitgesproken op 20 december 2023.

Uitspraak

21/1714 BABW
Datum uitspraak: 20 december 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 2 april 2021, 19/3024 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. A.H.J. de Kort, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 19 augustus 2021 heeft mr. L.C. Rovers, advocaat, zich als opvolgend gemachtigde gesteld. Zij heeft de gronden aangevuld en nadere stukken ingediend.
Het college heeft een verweerschrift en stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2023. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Rovers en mr. De Kort. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Schaegen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 6 maart 2019 een aanvraag ingediend voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart type bestuurder.
1.2.
Het college heeft bij besluit van 7 mei 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 15 oktober 2019 (bestreden besluit), de aanvraag afgewezen. Het college heeft zich hierbij gebaseerd op het medisch advies van Argonaut van 25 april 2019, aangevuld op 12 juli 2019. Uit dit advies blijkt dat appellant in staat wordt geacht tenminste 100 meter in rustig tempo te lopen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank – kort samengevat – het volgende overwogen. Het college heeft de medische adviezen van Argonaut aan zijn besluitvorming ten grondslag kunnen leggen. Er zijn geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de arts van Argonaut de medische situatie van appellant onvoldoende heeft onderzocht dan wel heeft onderschat. Niet is gebleken dat de arts niet over alle relevante – medische – informatie beschikte. Wat appellant in beroep naar voren heeft gebracht, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Dat appellant tijdens het spreekuurcontact slechts een korte afstand heeft moeten lopen, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek van de arts van Argonaut onzorgvuldig is geweest. Zoals de arts van Argonaut desgevraagd heeft toegelicht, bestaat een spreekuurbezoek uit het observeren van de betrokkene en een gerichte anamnese, waarbij het looppatroon wordt onderzocht. Bij appellant zijn geen loopstoornissen geconstateerd, noch andere aandoeningen als gevolg waarvan aannemelijk is dat appellant niet 100 meter zou kunnen lopen. Appellant heeft geen medische stukken ingediend waaruit blijkt dat hij, in de te beoordelen periode, niet in staat was om in een rustig tempo en eventueel met een gebruikelijk hulpmiddel een afstand van meer dan 100 meter aaneengesloten te lopen. De enkele omstandigheid dat aan appellant in 2018 wel een tijdelijke gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt en de – niet onderbouwde – stelling van appellant dat zijn medische situatie sindsdien niet is verbeterd, maakt niet dat de gehandicaptenparkeerkaart zonder meer moet worden verlengd. Er is geen aanleiding om een deskundige in te schakelen.
3.1.
Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Volgens appellant voldoet hij aan de criteria om in aanmerking te komen voor een gehandicaptenparkeerkaart. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij gewezen op het in hoger beroep ingebrachte rapport van de verzekeringsarts M. Bruins (Bruins) van 8 augustus 2022.
3.2.
Naar aanleiding van het door appellant ingebrachte rapport van de verzekeringsarts Bruins heeft het college JPH Consult verzocht om een nader medisch advies uit te brengen. Op 1 mei 2023, nader aangevuld op 26 mei 2023 en 22 augustus 2023 heeft de medisch adviseur K. Vleer (Vleer) van JPH Consult een medisch advies uitgebracht.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat het college het bestreden besluit heeft mogen baseren op het medisch advies van Argonaut. Er is geen aanleiding om te concluderen dat dit advies onzorgvuldig tot stand is gekomen. Uit het rapport van 25 april 2019 van Argonaut blijkt dat de arts M. Thaens tot zijn conclusie is gekomen op basis van dossierstudie, anamnese en observatie van het looppatroon. De arts heeft verder informatie bij de internist ingewonnen en dit betrokken bij zijn beoordeling. In een mail van 12 juli 2019 heeft de arts nader toegelicht dat de combinatie van anamnese, observatie en ontvangen medische informatie van de behandelaar voldoende informatie heeft gegeven om tot een afgewogen oordeel te komen of appellant voldoet aan de criteria.
4.2.
Het door appellant in hoger beroep overgelegde rapport van de verzekeringsarts Bruins van 8 augustus 2022 leidt niet tot een ander oordeel dan waartoe de rechtbank is gekomen. Daartoe wordt overwogen dat ook de arts van JPH Consult na onderzoek heeft geconcludeerd dat appellant medisch gezien in staat moet zijn om redelijkerwijs en doorgaans meer dan 100 meter aan een stuk te lopen. Het advies van JPH Consult is op een voldoende zorgvuldige wijze tot stand gekomen, is inzichtelijk gemotiveerd en het gegeven medisch oordeel is consistent. De Raad stelt vast dat Vleer, anders dan Bruins, appellant heeft gezien op het spreekuur, waarbij een anamnese is afgenomen en het lopen is geobserveerd. Vleer heeft hiertoe ook een stuk buiten met appellant gelopen. Verder heeft Vleer inzage in de medicatielijst gehad, informatie van Bruins en van de huisarts met specialistenbrieven van de internist-endocrinoloog, diëtiste, KNO-arts en cardioloog bestudeerd en er is intercollegiaal overleg geweest met een collega adviserend arts. Vleer heeft geconstateerd dat appellant in een langzaam tempo loopt, maar dat hij redelijk goed vooruit komt. Het looppatroon is ongestoord en bij het lopen zijn er geen tekenen van kortademigheid van betekenis waargenomen. De maximale loopafstand bedraagt op basis van de bevindingen van Vleer meer dan 100 meter aan een stuk en appellant liep op het spreekuur zonder loophulpmiddel. Anders dan appellant stelt heeft Vleer de door appellant genoemde aandoeningen en klachten in zijn beoordeling betrokken. Hij heeft echter geconstateerd dat deze klachten niet een oorzaak vormen voor een loopstoornis of loopbeperking.
4.3.
Uit 4.1 tot en met 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) L.C. van Bentum