ECLI:NL:CRVB:2023:2479

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
22/1136 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een besluit van het CAK

Op 20 december 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1136 ZVW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2022, waarin het beroep tegen een besluit van het CAK ongegrond werd verklaard. Het CAK had het bezwaar van appellante, dat op 22 juni 2021 was ingediend, niet-ontvankelijk verklaard omdat niet duidelijk was tegen welk besluit het bezwaar was gericht. Appellante had op een verzoek van het CAK om verduidelijking niet gereageerd, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar.

De Raad heeft vastgesteld dat het CAK op goede gronden het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, conform artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad oordeelt dat appellante niet heeft voldaan aan de vereisten die in de Awb zijn neergelegd, met name dat het bezwaarschrift een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht moet bevatten. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier L.C. van Bentum, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

22.1136 ZVW

Datum uitspraak: 20 december 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2022, 21/4822 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [vestigingsplaats] (appellante)
het CAK
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft dr. S.G. Simsek hoger beroep ingesteld.
Het CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, deels via videobellen, plaatsgevonden op 8 november 2023. Namens appellante is Simsek verschenen. Het CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Nijman.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 22 juni 2021 een e-mail verstuurd aan het CAK. Het CAK heeft deze e-mail opgevat als een bezwaar. Bij brief van 5 juli 2021 heeft het CAK appellante verzocht binnen twee weken na de datum van die brief te laten weten tegen welk besluit het bezwaar is gericht en daarbij door te geven de datum van de brief en de referentie van het CAK. Daarbij is vermeld dat als appellante niet reageert binnen twee weken het bezwaar niet inhoudelijk wordt behandeld. Het CAK heeft in de brief ook opgenomen dat als appellante liever wil dat de e-mail van 22 juni 2021 als klacht wordt behandeld in plaats van als bezwaar, zij dit in haar reactie kan aangeven. Op 22 juli 2021 heeft het CAK appellante in de gelegenheid gesteld te reageren op de brief van 5 juli 2021 en erop gewezen dat het bezwaar niet inhoudelijk wordt behandeld als appellante niet binnen twee weken reageert.
1.2.
Bij besluit van 20 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft het CAK het bezwaar van appellante van 22 juni 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet is vermeld tegen welk besluit het bezwaar is gericht en appellante niet heeft gereageerd op de brief waarin is gevraagd tegen welk besluit het bezwaar is gericht.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het CAK op goede gronden het door appellante op 22 juni 2021 ingediende bezwaar op grond van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk heeft verklaard. Uit het bezwaarschrift blijkt niet tegen welk besluit het bezwaar is gericht. Appellante is in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen en heeft hier niet op gereageerd. Appellante heeft niet voldaan aan het in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb neergelegde vereiste dat het bezwaarschrift tenminste een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht bevat. Het CAK was bevoegd het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk te verklaren. In hetgeen appellante heeft aangevoerd ziet de Raad geen grond voor het oordeel dat het CAK niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
4.2.
Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) L.C. van Bentum