In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht ongegrond werd verklaard. Het college had aan appellante, die lijdt aan ernstige fysieke beperkingen, een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning van 105 uur per jaar verstrekt, maar weigerde extra ondersteuning te bieden omdat het niet beschikte over een actueel medisch advies. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op een zitting op 29 november 2023, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. C. Waasdorp, en het college werd vertegenwoordigd door mr. E. Chahid en mr. P.R. Kuus.
De Raad oordeelt dat het college onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de ondersteuningsbehoefte van appellante. De Raad stelt vast dat het college al over voldoende informatie beschikte om de beperkingen van appellante vast te stellen, zoals medisch advies en verklaringen van haar behandelend artsen. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, en kent appellante een maatwerkvoorziening van 7,5 uur per week toe voor de periode van 1 maart 2021 tot en met 28 februari 2023. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die op € 837,- worden begroot, en het betaalde griffierecht wordt vergoed.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de ondersteuningsbehoefte en de medewerkingsplicht van de aanvrager, en bevestigt dat het college niet kan volstaan met verouderde informatie als basis voor besluiten over zorgvoorzieningen.