ECLI:NL:CRVB:2023:2464
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. D.E. de Hoop, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 juni 2021. Het hoger beroep betreft de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Tijdens de procedure heeft het Uwv, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, een verweerschrift ingediend en is er een deskundige benoemd, dr. F.B. van der Wurff, die op 23 mei 2023 een rapport heeft uitgebracht. Naar aanleiding van dit rapport heeft het Uwv zijn standpunt gewijzigd en op 17 juli 2023 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij appellant alsnog een uitkering is toegekend met terugwerkende kracht tot 1 juni 2020. Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De Raad heeft het onderzoek ter zitting gesloten zonder verdere zitting te houden, op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Raad overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Awb, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. Appellant heeft verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand en de kosten van de ingeschakelde medisch adviseur R.M. Hulst. De Raad heeft de kosten van rechtsbijstand en de kosten van de medisch adviseur vastgesteld en het Uwv veroordeeld tot een totale vergoeding van € 4.888,78, inclusief het betaalde griffierecht van € 182,-. De uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2023.