ECLI:NL:CRVB:2023:2453
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Gümüs, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep. Op 29 maart 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het eerder genomen besluit van 29 december 2021 werd herzien. Dit besluit hield in dat appellante met ingang van 3 september 2021 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Echter, in de gewijzigde beslissing werd vastgesteld dat appellante alsnog recht had op een uitkering tot de maximale uitkeringsduur.
Nadat het Uwv aan de bezwaren van appellante tegemoet was gekomen, heeft mr. Gümüs namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten. De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens de proceskosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 3.705,-, inclusief vergoeding van griffierechten. De uitspraak is gedaan op 21 december 2023 door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.
De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten moet worden veroordeeld, omdat appellante redelijkerwijs kosten heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.