ECLI:NL:CRVB:2023:2453

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
22/3697 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Gümüs, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep. Op 29 maart 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het eerder genomen besluit van 29 december 2021 werd herzien. Dit besluit hield in dat appellante met ingang van 3 september 2021 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Echter, in de gewijzigde beslissing werd vastgesteld dat appellante alsnog recht had op een uitkering tot de maximale uitkeringsduur.

Nadat het Uwv aan de bezwaren van appellante tegemoet was gekomen, heeft mr. Gümüs namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten. De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens de proceskosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 3.705,-, inclusief vergoeding van griffierechten. De uitspraak is gedaan op 21 december 2023 door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.

De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten moet worden veroordeeld, omdat appellante redelijkerwijs kosten heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 december 2023
22/3697 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 november 2022, 22/329 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M. Gümüs, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 29 maart 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 25 april 2023 heeft mr. Gümüs namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij beslissing op bezwaar van 29 december 2021 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante met ingang van 3 september 2021 geen recht meer heeft op een uitkering ingevolge de ZW. Bij gewijzigde beslissing op bezwaar van 29 maart 2023 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante vanaf 3 september 2021 alsnog doorlopend recht heeft op een uitkering op grond van de ZW tot de maximale uitkeringsduur is bereikt. Hiermee is volledig aan de bezwaren van appellante tegemoetgekomen. Namens appellante is gelijktijdig met het bericht van intrekking van het hoger beroep verzocht om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van proceskosten in bezwaar, beroep en in hoger beroep en vergoeding van griffierecht.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.194,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting met een waarde per punt van € 597,-), € 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting) en € 837,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift), met een waarde per punt van € 837,-. In totaal dient dus € 3.705,- te worden vergoed.
Verder dient het Uwv het door appellante in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.705,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) M.D.F. de Moor