ECLI:NL:CRVB:2023:2449
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning ZW-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies na WIA-beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die zich op 14 januari 2016 ziekmeldde, had eerder een WIA-beoordeling ondergaan waarbij hij als minder dan 35% arbeidsongeschikt werd beoordeeld. Na een nieuwe ziekmelding op 22 juni 2018, heeft het Uwv geweigerd om appellant een ZW-uitkering toe te kennen, omdat zijn medische situatie niet was veranderd ten opzichte van de eerdere WIA-beoordeling. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze weigering ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts in het kader van de nieuwe ziekmelding heeft geconcludeerd dat de medische beperkingen van appellant niet zijn toegenomen. Dit was voldoende om de weigering van de ZW-uitkering te onderbouwen. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep, die voornamelijk een herhaling waren van eerdere gronden, niet overtuigend geacht. De rechtbank had geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige te benoemen, en de Raad onderschrijft deze beslissing. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen proceskosten aan de orde gesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van de medische beoordeling door het Uwv en de voorwaarden waaronder een ZW-uitkering kan worden geweigerd, met name in relatie tot de WIA-beoordeling en de geschiktheid voor geselecteerde functies.