ECLI:NL:CRVB:2023:2446

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
22/1253 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het Uwv

Op 21 december 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1253 ZW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellant is ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had eerder een beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg van 22 maart 2022, maar heeft het hoger beroep ingetrokken nadat het Uwv op 25 juli 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het Uwv volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant.

Na de intrekking van het hoger beroep heeft appellant verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. De Raad heeft vastgesteld dat, gezien de intrekking van het beroep en de tegemoetkoming door het Uwv, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten. De Raad heeft de gemaakte proceskosten van appellant begroot op € 837,-, en daarnaast moet het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van € 136,- vergoeden.

De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2023. De beslissing van de Raad is daarmee definitief, en de proceskostenveroordeling is een bevestiging van de verplichting van het Uwv om de kosten van appellant te vergoeden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 december 2023
22/1253 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 22 maart 2022, 21/2866 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. C.J.M. van den Bos-Ackermans hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft bij besluit van 25 juli 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 25 juli 2023 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Aangezien de rechtbank al een kostenveroordeling in eerste aanleg heeft uitgesproken, staan de Raad slechts nog ter beoordeling de in hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 837,- (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift).
Daarnaast zal het Uwv het door appellant voor het hoger beroep betaalde griffierecht moeten vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 837,-;
- bepaalt dat het Uwv het in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 136,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) M.D.F. de Moor