ECLI:NL:CRVB:2023:2434
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in WIA-zaak
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. van der Zandt, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had op 24 maart 2023 geoordeeld over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die door het Uwv was vastgesteld op minder dan 35% per 1 maart 2022. Dit leidde tot de beëindiging van de loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 4 mei 2023. Na een verzoek om herbeoordeling door appellant, heeft het Uwv op 25 juli 2023 vastgesteld dat appellant met ingang van 18 april 2023 voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt is, waardoor hij alsnog recht heeft op een loonaanvullingsuitkering.
Appellant heeft vervolgens het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. De Raad heeft besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten, conform artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en heeft het onderzoek gesloten.
De Raad overweegt dat volgens artikel 8:75a van de Awb, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. Echter, de Raad oordeelt dat het Uwv niet tegemoet is gekomen aan appellant, aangezien het besluit van 25 juli 2023 betrekking heeft op een andere datum dan het bestreden besluit. Daarom wordt het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen.