Op 21 december 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/3096 ZW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante, vertegenwoordigd door R. el Boundati, was ingesteld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante heeft het hoger beroep echter ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een verweerschrift, maar het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad heeft vastgesteld dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 29 juni 2023 aan haar beroep tegemoet is gekomen. De Raad oordeelt dat het Uwv moet worden veroordeeld in de kosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De kosten zijn begroot op €1.674,- voor het beroep en €837,- voor het hoger beroep, met een totaal van €2.511,-. Daarnaast heeft appellante verzocht om vergoeding van kosten voor het inschakelen van een deskundige, waarvoor zij een bedrag van €5.478,37 heeft aangevraagd. De Raad heeft geoordeeld dat deze vordering slechts gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking komt, en heeft het Uwv veroordeeld tot een totale vergoeding van €5.471,24, inclusief griffierecht.
De uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, met M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2023.