In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een ZW-uitkering aan appellant, die zich per 26 augustus 2019 en 25 september 2019 ziek had gemeld. De appellant, die eerder een uitkering op grond van de Ziektewet ontving, had klachten gerapporteerd die verband hielden met een tarsaal tunnelsyndroom en andere fysieke en psychische problemen. Het Uwv had de uitkering geweigerd op basis van de conclusie dat de appellant in staat was om bepaalde functies te vervullen, ondanks zijn klachten. De rechtbank Overijssel had eerder de beroepen van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de medische beperkingen van appellant niet zijn toegenomen ten opzichte van eerdere beoordelingen. De Raad onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat appellant geschikt is voor de bij de EZWb geselecteerde functies, ondanks zijn klachten. De Raad heeft ook geoordeeld dat de argumenten van appellant in hoger beroep niet voldoende zijn om de eerdere besluiten van het Uwv te weerleggen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 4.542,- bedragen, en het griffierecht van € 182,-.