ECLI:NL:CRVB:2023:2419
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- S.B. Smit-Colenbrander
- M.D.F. de Moor
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking in hoger beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A.E.E. Vollebregt, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 september 2021. Het hoger beroep betreft een proceskostenveroordeling na intrekking van het beroep. Tijdens de zitting op 14 april 2022 is het onderzoek geschorst en heeft het Uwv, vertegenwoordigd door mr. J.J. Grasmeijer, een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen op 31 augustus 2022. Op 3 oktober 2022 heeft appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en de zaak gesloten.
De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. In dit geval is vastgesteld dat het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen met de gewijzigde beslissing op bezwaar. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv veroordeeld moet worden in de kosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep, welke zijn begroot op € 1.674,- voor zowel het beroep als het hoger beroep.
Daarnaast heeft appellante kosten gemaakt voor het inschakelen van een deskundige, waarvoor zij een vergoeding van € 3.285,21 heeft verzocht. De Raad heeft geoordeeld dat een deel van deze vordering voor toewijzing in aanmerking komt, en heeft de kosten voor 785 minuten aan werkzaamheden van de medisch adviseur vastgesteld op € 2.189,54. De totale kostenveroordeling komt uit op € 5.707,71, inclusief het door appellante betaalde griffierecht van € 182,-. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2023.