ECLI:NL:CRVB:2023:2418

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
22/1355 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 22/1355 WIA. De appellant, vertegenwoordigd door mr. N.A.C. Versteden, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Tijdens de procedure heeft de appellant het hoger beroep ingetrokken, omdat het bestuursorgaan, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), tegemoet was gekomen aan zijn bezwaren. De appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.

De Raad heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de kosten die de appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, moet vergoeden. De proceskosten zijn begroot op € 1.674,- voor de beroepsfase en € 837,- voor de hoger beroepsfase, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.511,-.

Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering en het griffierecht van in totaal € 185,- dat de appellant in beroep en hoger beroep heeft betaald. Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 december 2023
22/1355 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 maart 2022, 21/1872 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. N.A.C. Versteden hoger beroep ingesteld en daarnaast verzocht om veroordeling tot vergoeding van schade.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen. Aangezien het Uwv al heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten voor de aan appellant beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en
€ 837,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) hogerberoepschrift).
Omdat de zitting van 22 december 2022 niet heeft plaatsgevonden, kan er geen sprake zijn van reiskosten voor het bijwonen van de zitting in hoger beroep.
Het verzoek om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen wordt verwezen naar de uitspraak van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
Ook dient het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.511‬,-;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente als hiervoor aangegeven;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) M.D.F. de Moor