Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
€ 837,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) hogerberoepschrift).
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 22/1355 WIA. De appellant, vertegenwoordigd door mr. N.A.C. Versteden, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Tijdens de procedure heeft de appellant het hoger beroep ingetrokken, omdat het bestuursorgaan, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), tegemoet was gekomen aan zijn bezwaren. De appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
De Raad heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de kosten die de appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, moet vergoeden. De proceskosten zijn begroot op € 1.674,- voor de beroepsfase en € 837,- voor de hoger beroepsfase, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.511,-.
Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering en het griffierecht van in totaal € 185,- dat de appellant in beroep en hoger beroep heeft betaald. Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.