ECLI:NL:CRVB:2023:2416

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
22/2330 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A.B.B. Beelaard, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 juni 2022. Op 20 februari 2023 heeft appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv met een aanvullende motivering op de beslissing op bezwaar aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. Hierdoor is de Raad enkel nog bevoegd om te oordelen over de kosten die appellante in het hoger beroep heeft gemaakt. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 837,- en het griffierecht van € 185,-. Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2023.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 december 2023
22/2330 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 juni 2022, 21/4920 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. A.B.B. Beelaard hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 20 februari 2023 heeft mr. Beelaard namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat met de aanvullende motivering van het Uwv van 8 februari 2023 op de beslissing op bezwaar aan de bezwaren van appellante is tegemoet gekomen.
Aangezien de rechtbank al heeft geoordeeld over de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep heeft gemaakt, moet de Raad alleen nog oordelen over de hoger beroep gemaakte kosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 837,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, wegingsfactor 1).
Ook dient het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 837,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van €185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.