ECLI:NL:CRVB:2023:2411

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
22/2289 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen Uwv

Op 20 december 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/2289 ZW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante, vertegenwoordigd door mr. B.B.A. Willering, is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 juni 2022. De appellante heeft op 30 mei 2023 het hoger beroep ingetrokken, nadat het Uwv op 25 mei 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante.

De Raad heeft in deze uitspraak de proceskostenveroordeling behandeld. Volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht kan het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift in de kosten worden veroordeeld, indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv veroordeeld moet worden in de kosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.

De totale proceskosten zijn begroot op € 2.511,-, inclusief een vergoeding van het griffierecht van € 186,- dat appellante in zowel beroep als hoger beroep heeft betaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters S.B. Smit-Colenbrander en griffier M.D.F. de Moor.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 december 2023
22/2289 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 juni 2022, 22/500 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. B.B.A. Willering, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 25 mei 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 30 mei 2023 heeft mr. Willering namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 25 mei 2023 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 837,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift).
Ook zal de Raad bepalen dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 186,- vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.511,-
  • bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- aan appellante vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) M.D.F. de Moor