ECLI:NL:CRVB:2023:2410
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering IVA-uitkering op basis van niet-duurzame arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uwv om werkneemster per 20 april 2021 een IVA-uitkering toe te kennen, omdat de volledige arbeidsongeschiktheid niet duurzaam zou zijn. Werkneemster, die sinds 28 januari 2016 arbeidsongeschikt is, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Na meerdere herbeoordelingen concludeerde het Uwv dat, hoewel werkneemster volledig arbeidsongeschikt was, deze situatie niet duurzaam was. Appellante, de werkgever van werkneemster, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en het Uwv bleef bij zijn standpunt. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geweigerd de IVA-uitkering toe te kennen. De Raad oordeelde dat de medische situatie van werkneemster op de datum in geding niet duurzaam was, ondanks de argumenten van appellante dat de klachten blijvend zouden zijn. De Raad volgde de conclusie van de verzekeringsarts dat er bij adequate behandeling verbetering mogelijk was, wat impliceert dat de arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht.