ECLI:NL:CRVB:2023:2399

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
21/4331 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.C. Walker, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de intrekking van het hoger beroep, nadat het Uwv op 9 maart 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen, waarmee het tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Op 4 mei 2023 heeft mr. Walker het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv aan de bezwaren van appellante heeft voldaan. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv moet worden veroordeeld in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 2.511,- voor het beroep en € 837,- voor het hoger beroep, met een totaal van € 3.348,90, inclusief kosten voor het opvragen van medische informatie. Daarnaast moet het Uwv het door appellante betaalde griffierecht vergoeden.

De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, met M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 december 2023.

Uitspraak

21 4331 ZW

Datum uitspraak: 18 december 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
1 november 2021, 20/1401 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.C. Walker, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 9 maart 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 4 mei 2023 heeft mr. Walker namens appellante het hoger beroep ingetrokken en de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 9 maart 2023 aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 2.511,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, 0,5 punt voor een nadere reactie, 0,5 punt voor de nadere zitting) en € 837,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift). Ook de kosten die appellante heeft moeten maken voor het opvragen van medische informatie, te weten € 90,90 (inclusief BTW), komen voor vergoeding in aanmerking. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding voor de aan appellante door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand € 3.438,90.
Ook moet het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.438,90;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 182,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) M.D.F. de Moor