Op 18 december 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1889 CRTV. Appellante, vertegenwoordigd door mr. W. Madna, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 10 mei 2022. Echter, op 15 november 2022 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waardoor appellante besloot het hoger beroep in te trekken. In haar verzoek aan de Raad vroeg appellante tevens om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
De Raad heeft vastgesteld dat de intrekking van het hoger beroep plaatsvond omdat het Uwv aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift in de kosten kan worden veroordeeld wanneer het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener tegemoetkomt.
De proceskosten zijn begroot op € 1.674,- voor het beroep en € 837,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 2.511,-. Daarnaast is het Uwv verplicht om het door appellante betaalde griffierecht van in totaal € 908,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken door S.B. Smit-Colenbrander, met M.D.F. de Moor als griffier.