Uitspraak
WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend en daarbij de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 52,82%. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 10 maart 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid per 26 april 2021 nader vastgesteld op 44,71%.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
bezwaar- en beroepsfase aangevoerde gronden herhaald. Appellant heeft, mede onder verwijzing naar het rapport van 2 oktober 2023 van de door hem ingeschakelde medisch adviseur en (bedrijfs)arts A. Bernaert, aangevoerd dat sprake is van een onzorgvuldig medisch onderzoek. In dat kader heeft appellant gesteld dat de klachten niet voldoende zijn uitgevraagd, er ten onrechte geen tolk is ingeschakeld en de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen eigen onderzoek en geen inhoudelijke heroverweging heeft verricht. Appellant heeft verder gesteld dat, omdat hij niet de financiële middelen heeft om zelf een verzekeringsarts in te schakelen om onderzoek te laten verrichten, geen sprake is van ‘equality of arms’ en heeft de Raad verzocht op die grond een deskundige in te schakelen. Verder heeft appellant, onder verwijzing naar het door hem ingebrachte rapport van 2 oktober 2023 van medisch adviseur Bernaert en door hem in bezwaar en beroep overgelegde informatie van zijn behandelaars, aangevoerd dat het Uwv in de FML van 2 maart 2022 zijn medische beperkingen heeft onderschat. Gelet op zijn psychische klachten, de ernstige wortelkanaalstenose, pseudoradiculaire pijn in het rechterbeen en zijn linkeroorklachten hadden meer beperkingen aangenomen moeten worden, inclusief, gelet op de verstoorde energiehuishouding, een urenbeperking. In ieder geval is volgens appellant op basis van de overgelegde medische informatie sprake van twijfel aan de beoordeling van het Uwv. Appellant heeft de Raad dan ook verzocht over te gaan tot inschakeling van een deskundige psychiater. Tot slot heeft appellant aangevoerd dat hij, gelet op zijn beperkingen, niet geschikt is voor de voor hem geselecteerde functies. Onder verwijzing naar het rapport van 2 oktober 2023 van de door appellant ingeschakelde niet praktiserend verpleegkundige Houberg heeft appellant gesteld dat bij de signalering van de voor appellant geselecteerde functies een deugdelijke en duidelijke motivering ontbreekt, nu een cumulatie van overschrijdingen immers een overschrijding van de belastbaarheid kan opleveren, wat bij appellant het geval is. Tot slot heeft appellant betoogd dat de rechtbank ten onrechte de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft gevolgd in zijn standpunt dat in de functie van productiemedewerker gebruik gemaakt kan worden van een mobiele afzuiging, nu dit niet in de omschrijving van de functie staat.