ECLI:NL:CRVB:2023:2388
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering wegens ontbreken duurzaam arbeidsvermogen
In deze zaak gaat het om de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, geboren op [geboortedatum] 1989, heeft in 2019 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij zij stelde dat zij sinds jonge leeftijd psychische en lichamelijke klachten heeft. Het Uwv heeft na onderzoek geconcludeerd dat appellante arbeidsvermogen heeft en heeft haar aanvraag afgewezen. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft zijn standpunt gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep heeft ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 2 november 2023. Appellante en haar gemachtigde waren niet aanwezig, maar het Uwv was vertegenwoordigd. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld, waarbij zij aanvoerde dat zij duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft geweigerd de Wajong-uitkering toe te kennen, omdat appellante op de relevante momenten over arbeidsvermogen beschikte. De Raad onderschrijft de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv, en concludeert dat er geen medische onderbouwing is voor het standpunt van appellante dat zij duurzaam geen arbeidsvermogen heeft.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.