In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die zich in 2017 ziek meldde met burn-outklachten, had een ZW-uitkering ontvangen die door het Uwv in 2018 werd beëindigd omdat hij meer dan 65% van zijn oude loon kon verdienen. De appellant stelde dat zijn psychische problematiek, waaronder burn-out en een verdenking van ADD, onvoldoende was meegewogen in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen in het kader van de EZWb voldoende aandacht hadden besteed aan de psychische klachten van de appellant en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die een wijziging in de beoordeling rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat de medische situatie van de appellant per datum van zijn ziekmelding op 20 maart 2020 niet was veranderd ten opzichte van de eerdere beoordeling, waardoor het opstellen van een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) niet nodig was. De uitspraak bevestigde dat de appellant geschikt werd geacht voor de geselecteerde functies en dat zijn hoger beroep niet slaagde.