ECLI:NL:CRVB:2023:2371

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
20/3955 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het Uwv

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. L. Meys, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg van 9 oktober 2020. Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de WAJONG-uitkering van appellant. Tijdens de procedure heeft het Uwv op 28 februari 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Hierdoor heeft appellant op 5 en 16 juni 2023 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De Raad voor de Rechtspraak heeft besloten dat het Uwv in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld, aangezien het bestuursorgaan volledig aan de bezwaren van appellant heeft voldaan. De proceskosten zijn vastgesteld op € 5.981,73, inclusief kosten voor rechtsbijstand, een deskundigenrapport en reiskosten. Tevens is bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van in totaal € 178,- aan appellant vergoedt. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, met M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 december 2023.

Uitspraak

20/3955 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in het artikel 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 9 oktober 2020, 19/3156 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 13 december 2023
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L. Meys, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben daarna nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Meys. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.P. Heijnen-Veldman. Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst.
Het Uwv heeft bij besluit van 28 februari 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brieven van 5 juni 2023 en 16 juni 2023 heeft mr. Meys namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De proceskosten bestaan uit kosten voor de aan appellant verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep, reiskosten alsmede kosten voor een rapport van een door appellant ingeschakelde deskundige.
Het Uwv heeft medegedeeld hiertegen geen bezwaar te hebben.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 28 februari 2023 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken voor de aan hem verleende rechtsbijstand. Deze proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 2.092,50,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor een nadere reactie). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 3766,50,-.
De kosten voor het door appellant in hoger beroep overgelegde deskundigenrapport worden eveneens vergoed. Deze kosten bedragen € 2.147,75. Daarnaast komen de door appellant gemaakte reiskosten van € 67,48 voor vergoeding in aanmerking.
Ook is er aanleiding te bepalen dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht aan appellant vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 5.981,73;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 178,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) M.D.F. de Moor