4.5.Uitgaande van de juistheid van de op 22 april 2020 opgestelde, en per 15 juni 2017 en 15 juni 2019 geldende, FML is de Raad van oordeel dat de vier geselecteerde functies geschikt zijn voor appellant. Daarvoor wordt verwezen naar de rapporten van 20 mei 2020, 30 maart 2021 en 7 september 2021 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, waarin op toereikende wijze is gereageerd op de signaleringen van de belastende factoren in de functies. Appellant heeft aangevoerd dat hij, gelet op de aangenomen beperking wat betreft hoofdbewegingen, niet geschikt is voor de (als derde geselecteerde) functie van routechauffeur en dat hij bovendien zelf geen auto rijdt. In de rapporten van 17 maart 2023 en 12 juli 2023 heeft de deskundige toereikend gemotiveerd dat de functie van routechauffeur geschikt is voor appellant. Volledigheidshalve wordt daar nog aan toegevoegd dat, ook al zou deze functie van routechauffeur vervallen, nog een vierde geschikte functie is geselecteerd voor appellant. Het vervallen van de functie van routechauffeur zou dan ook geen gevolgen hebben voor de arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen per 15 juni 2017 en 15 juni 2019.
5. De overwegingen 4.1 tot en met 4.5 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Omdat eerst in hoger beroep een medische en arbeidskundige motivering is gegeven voor de mate van arbeidsongeschiktheid per 15 juni 2019, is sprake van een schending van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Dit gebrek zal met toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden gepasseerd, omdat aannemelijk is dat appellant hierdoor niet is benadeeld.
6. De toepassing van artikel 6:22 van de Awb geeft aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep. De kosten worden begroot op € 1.674,- voor verleende rechtsbijstand in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 837,- per punt) en € 2.092,50 voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting, 0,5 punt voor de zienswijze na verslag deskundigenonderzoek, met een waarde van € 837,- per punt), in totaal € 3.766,50. Ook dient het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.