ECLI:NL:CRVB:2023:2349

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
22/3236 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitenbehandelingstelling aanvraag om bijstand wegens ontbrekende bankafschriften van Bulgaarse bankrekeningen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van het dagelijks bestuur van GR Sociaal om de aanvraag om bijstand van appellanten buiten behandeling te stellen. De reden hiervoor was dat appellanten niet alle gevraagde informatie hadden verstrekt, met name de bankafschriften van hun Bulgaarse bankrekeningen. Appellanten hebben aangevoerd dat zij niet in staat waren om deze bankafschriften te verkrijgen, omdat zij geen internetbankrekening hadden en fysiek naar Bulgarije moesten reizen om de documenten op te halen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij op geen andere manier aan de bankafschriften konden komen. De Raad wijst erop dat de website van de United Bulgarian Bank aangeeft dat internetbankieren mogelijk is, en dat appellanten geen bewijs hebben geleverd van contact met de bank over deze mogelijkheid. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellanten ongegrond had verklaard. Hierdoor blijft de buitenbehandelingstelling van de aanvraag om bijstand in stand. Appellanten krijgen geen proceskostenvergoeding en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

22/3236 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 september 2022, 22/2254 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellanten 1] en [appellanten 2] te [woonplaats] (appellanten)
het dagelijks bestuur van GR Sociaal (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 5 december 2023
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 3 november 2021 heeft het dagelijks bestuur een aanvraag om bijstand van appellanten buiten behandeling gesteld. Appellanten hebben daartegen bezwaar gemaakt, maar het dagelijks bestuur is met een besluit van 7 april 2022 (bestreden besluit) bij de buitenbehandelingstelling gebleven. Appellanten hebben tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellanten heeft mr. M. Gümüs, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de Raad de zaak niet behandeld op een zitting en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Deze zaak gaat over een aanvraag om bijstand die het dagelijks bestuur buiten behandeling heeft gesteld, omdat niet alle gevraagde informatie is ontvangen die nodig is om de aanvraag te kunnen beoordelen. In het bijzonder ontbreken bankafschriften van twee Bulgaarse bankrekeningen van appellanten. Appellanten hebben aangevoerd dat zij niet de beschikking konden krijgen over deze bankafschriften. De Raad is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt en laat de buitenbehandelingstelling in stand.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Op 5 oktober 2021 hebben appellanten zich voor bijstand gemeld en op 11 oktober 2021 hebben zij een aanvraag om bijstand ingediend.
1.2.
Met een brief van 14 oktober 2021 heeft het dagelijks bestuur aan appellanten verzocht om onder meer bankafschriften te verstrekken van al hun rekeningen in Nederland en het buitenland over de periode van 1 januari 2021 tot 21 oktober 2021. Appellanten hebben verschillende stukken ingeleverd, waaronder een verklaring dat zij geen bewijsstukken uit Bulgarije kunnen verstrekken, omdat zij geen internetbankrekening hebben. Het dagelijks bestuur heeft met een brief van 22 oktober 2021 verzocht om de nog ontbrekende stukken te verstrekken.
1.3.
Het dagelijks bestuur heeft vervolgens de onder het procesverloop vermelde besluiten genomen. Aan het bestreden besluit ligt het volgende ten grondslag. Appellanten hebben niet alle gevraagde gegevens overgelegd. Onder meer hebben zij de bankafschriften van twee Bulgaarse bankrekeningen niet verstrekt. Een medewerker van de gemeente Dordrecht heeft appellanten tijdens een telefoongesprek op 18 oktober 2021 geadviseerd om contact op te nemen met de Bulgaarse bank over de mogelijkheid van internetbankieren of om een persoon in Bulgarije te machtigen. Deze medewerker had namelijk op internet gevonden dat internetbankieren bij United Bulgarian Bank, de bank van appellanten, mogelijk was. Ook is tegen appellanten gezegd dat als zij de bankafschriften niet kunnen verstrekken, zij dit met controleerbare gegevens moeten onderbouwen. Appellanten hebben echter geen document overgelegd waaruit blijkt dat zij niet in staat waren de gevraagde bankgegevens over te leggen. Door onder meer de bankafschriften van twee Bulgaarse bankrekeningen niet te verstrekken kan het recht op bijstand niet worden beoordeeld.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellanten
3. Appellanten zijn het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen hebben aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om de aanvraag om bijstand buiten behandeling te stellen in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
Een bijstandverlenende instantie, zoals het dagelijks bestuur, kan besluiten een aanvraag om bijstand niet te behandelen als de gegevens en stukken die de aanvrager heeft verstrekt onvoldoende zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen. Maar dan moet de aanvrager wel eerst de gelegenheid hebben gehad om de aanvraag binnen een door de bijstandverlenende instantie gestelde termijn aan te vullen. Dit volgt uit artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het gaat daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Dit volgt uit artikel 4:2, tweede lid, van de Awb.
4.3.
Niet in geschil is dat appellanten niet alle gevraagde bankafschriften binnen de gegeven hersteltermijn hebben verstrekt en dat deze gegevens nodig waren voor de beoordeling van de aanvraag. Het gaat onder meer om bankafschriften van twee Bulgaarse bankrekeningen. Dit betekent dat in deze zaak alleen ter beoordeling voorligt of appellanten binnen de hen gegeven termijn redelijkerwijs de beschikking over deze bankafschriften konden krijgen.
4.4.
Appellanten hebben aangevoerd dat zij de bankafschriften van hun Bulgaarse bankrekeningen niet konden overleggen, omdat Bulgaarse banken nog niet zo ver ontwikkeld zijn dat zij door middel van internetbankieren de gevraagde bankafschriften kunnen downloaden en printen. Zij moeten de documenten dus fysiek en persoonlijk ophalen. Appellanten willen wel afreizen naar Bulgarije om de opgevraagde stukken te verkrijgen, maar hebben hiervoor niet de financiële middelen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.5.1.
Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij op geen andere manier aan de bankafschriften van hun Bulgaarse bankrekeningen kunnen komen dan door af te reizen naar Bulgarije. Zij hebben namelijk, zoals de rechtbank al heeft overwogen, geen controleerbare bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat het niet mogelijk is om de benodigde (bank)gegevens in te leveren, zoals een bewijsstuk waaruit blijkt dat zij contact hebben opgenomen met de Bulgaarse bank over de mogelijkheid tot internetbankieren. Dit had wel in de rede gelegen, omdat het college erop heeft gewezen dat uit de website van de United Bulgarian Bank blijkt dat internetbankieren wel tot de mogelijkheden behoort.

Conclusie en gevolgen

4.6.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de buitenbehandelingstelling in stand blijft.
5. Appellanten krijgen daarom geen vergoeding voor hun proceskosten. Zij krijgen ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van M. Zwart als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2023.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) M. Zwart

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 4:2, tweede lid, van de Awb
De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Artikel 4:5, eerste lid, van de Awb
Het bestuursorgaan kan besluit de aanvraag niet te behandelen, indien:
(…)
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.