ECLI:NL:CRVB:2023:2342

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
22/1985 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, geboren in 1983 en bekend met een visuele beperking, had op 29 december 2020 een aanvraag ingediend bij het CIZ voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het CIZ heeft deze aanvraag op 19 februari 2021 afgewezen, met de motivering dat er geen blijvende behoefte was aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat de appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

De Raad heeft vastgesteld dat het CIZ zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht en alle relevante (medische) informatie heeft betrokken bij de beoordeling. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de appellant niet voldoende heeft onderbouwd waarom hij niet in staat zou zijn om op momenten van onverwachte zorgbehoefte hulp in te roepen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het CIZ terecht heeft besloten om de appellant niet in aanmerking te brengen voor zorg op grond van de Wlz. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

22.1985 WLZ

Datum uitspraak: 29 november 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 mei 2022, 21/5868 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het CIZ
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. Özates, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2023. Namens appellant is verschenen mr. Özates. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Kersjesvan Bussel en mr. L.M.R. Kater.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 1983, is bekend met onder meer een visuele beperking. In verband hiermee heeft hij op 29 december 2020 bij het CIZ een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Bij besluit van 19 februari 2021, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 11 oktober 2021 (bestreden besluit), heeft het CIZ de aanvraag afgewezen. Het CIZ heeft zich – onder verwijzing naar diverse medische adviezen – op het standpunt gesteld dat bij appellant geen sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Het CIZ heeft de grondslag zintuigelijke handicap vastgesteld. De hulp die appellant in dat kader nodig heeft betreft echter vooral planbare zorg. Daarnaast kunnen hulpmiddelen worden ingezet waardoor appellant meer zelfstandig zou kunnen worden, waarbij specialistische ambulante hulp passend zou zijn. Wat betreft de niet-planbare zorg wordt appellant in staat geacht zijn zorgbehoefte te overzien, hulp in te roepen en deze hulp af te wachten zonder dat hierbij een situatie van ernstig nadeel optreedt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft het CIZ op zorgvuldige en toereikende wijze gemotiveerd dat geen blijvende noodzaak bestaat voor permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Het CIZ heeft zich daarbij mogen baseren op de adviezen van de medisch adviseur. Dat appellant hulp nodig heeft bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen en af en toe valt is onvoldoende om te concluderen dat sprake is van een noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht. Het klaarleggen van kleding, de wasverzorging en hulp bij het lezen van de post zijn bij uitstek zorgmomenten die planbaar zijn. Verder heeft appellant niet onderbouwd waarom hij niet in staat is om op momenten waarop hij onverwacht hulp nodig heeft, deze hulp – bijvoorbeeld door gebruik te maken van persoonsalarmering – in te roepen en af te wachten.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen en het bestreden besluit berust op een onjuiste motivering. Verder heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat persoonsalarmering geen oplossing kan bieden, omdat hij door zijn visuele beperkingen niet in staat is om gevaar waar te nemen. Appellant is daarom aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel over de beroepsgronden had moeten komen. Appellant heeft zich beperkt tot het herhalen van de in beroep aangevoerde gronden. De rechtbank heeft deze gronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en voldoende gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank over de beroepsgronden en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. Hier wordt het volgende aan toegevoegd.
4.2.
De rechtbank is met juistheid tot het oordeel gekomen dat het CIZ het bestreden besluit op de onder 1.2 vermelde medische adviezen heeft mogen baseren. De medische adviezen zijn op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. De medisch adviseur heeft de beschikbare (medische) informatie kenbaar bij de beoordeling betrokken en inzichtelijk gemotiveerd waarom geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wlz. De rechtbank wordt gevolgd in het oordeel dat appellant onvoldoende heeft onderbouwd dat hij uit medisch oogpunt niet in staat is om – op niet-planbare zorgmomenten – door middel van een alarmeringssysteem hulp in te roepen en deze hulp af te wachten. Dit betekent dat het CIZ bij het bestreden besluit appellant terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor zorg op grond van de Wlz.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) C.K. Teunissen