ECLI:NL:CRVB:2023:2326
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- S.B. Smit-Colenbrander
- K.M. Geerman
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van appellant door het Uwv en de beoordeling van de medische en arbeidskundige geschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 30 november 2020. Appellant, die zich ziek had gemeld met lichamelijke en psychische klachten, was van mening dat hij niet in staat was om passende functies te vervullen. Het Uwv had echter vastgesteld dat appellant, op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), in staat was om meer dan 65% van zijn laatst verdiende loon te verdienen. De rechtbank Overijssel had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarna appellant hoger beroep instelde.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad oordeelde dat er voldoende medische en arbeidskundige grondslag was voor de beëindiging van de uitkering. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellant belastbaar was, rekening houdend met zijn beperkingen. De Raad volgde de argumenten van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de FML. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens ingebracht die een ander oordeel rechtvaardigden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant geen recht had op een ZW-uitkering, omdat hij in staat was om meer dan 65% van zijn laatst verdiende loon te verdienen. De beëindiging van de ZW-uitkering bleef dus in stand, en appellant kreeg geen vergoeding voor zijn proceskosten of het griffierecht.