ECLI:NL:CRVB:2023:2322
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake starterskrediet en aflossingen door het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Appellant, die als ICT-consultant heeft gewerkt, heeft zich per 6 mei 2015 ziekgemeld en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet. Het Uwv heeft appellant een starterskrediet van € 15.000,- verstrekt, met de afspraak dat hij dit bedrag met € 300,- per maand zou aflossen. Appellant stelt dat hij vanaf november 2016 maandelijks heeft afgelost, maar het Uwv heeft dit betwist en stelt dat er pas vanaf maart 2021 daadwerkelijk inhoudingen op zijn uitkering hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv niet overeenkomstig de afspraken in de leenovereenkomst heeft gehandeld, maar dat appellant ook zelf had kunnen constateren dat er geen aflossingen plaatsvonden. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald en bewijsstukken overgelegd, waaronder bankafschriften. Het Uwv heeft echter betoogd dat de beslissing van 30 november 2017, waar appellant naar verwijst, niet door hen is genomen en dat de betaalspecificaties de juiste informatie bevatten. De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt en de uitspraak van de rechtbank bevestigt. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv overtuigend heeft aangetoond dat de aflossingen pas vanaf maart 2021 zijn gestart en dat de door appellant overgelegde bankafschriften niet voldoende bewijs leveren voor zijn stellingen.