ECLI:NL:CRVB:2023:232

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
18/5514 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de erven van een appellant tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep werd ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 2 mei 2022 geheel aan de bezwaren van de appellant tegemoet was gekomen. De appellant had eerder een beroep gedaan op vergoeding van de kosten van verleende rechtsbijstand in zowel bezwaar, beroep als hoger beroep. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant kosten heeft gemaakt voor de inschakeling van een medisch adviseur, maar dat niet alle geclaimde kosten voor vergoeding in aanmerking kwamen. Uiteindelijk is de vergoeding van de proceskosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 7.717,38, dat het Uwv aan de erven van de appellant moet betalen. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, met E.X.R. Yi als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2023.

Uitspraak

18 5514 WIA

Datum uitspraak: 1 februari 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
12 september 2018, 17/5882 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven en/of rechtverkrijgenden van [appellant] , laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. E. Gadzo, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Op 30 januari 2020 is een comparitie gehouden. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.
Het Uwv heeft nadere stukken ingediend.
Bij brief van 22 april 2020 heeft mr. U. Santi, advocaat, zich als gemachtigde van appellant [appellant] gesteld.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De Raad heeft psychiater prof. dr. H.J.C. van Marle als deskundige benoemd. Op 25 oktober 2021 heeft de deskundige een rapport uitgebracht.
Partijen hebben zienswijzen ingebracht.
Het Uwv heeft op 2 mei 2022 een nieuw besluit genomen.
Namens appellant heeft mr. Santi bij brief van 19 juli 2022 het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant is op [sterfdatum] 2022 overleden. De erven hebben de procedure voortgezet.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, omdat partijen hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord.
Vervolgens heeft de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 2 mei 2022 geheel aan de bezwaren is tegemoetgekomen.
Appellant heeft vergoeding van kosten van verleende rechtsbijstand geclaimd in bezwaar, beroep en hoger beroep en heeft een factuur van de door hem in hoger beroep ingeschakelde medisch adviseur T. den Daas ingediend. De facturen bedragen in totaal € 5.338,41 inclusief btw en zien op de werkzaamheden voor op 4 december 2018, 14 november 2019,
3 september 2020, 16 oktober 2020, 14 maart 2021 en 11 november 2021 opgestelde rapporten.
Er zijn geen rapporten van 14 november 2019 en 14 maart 2021 ingediend, zodat de geclaimde kosten hiervoor niet voor vergoeding in aanmerking komen. De facturen voor de overige rapporten zijn gespecificeerd naar uren voor (telefonisch) overleg, spreekuur, reistijd en rapporteren alsmede naar een kilometervergoeding.
Op grond van artikel 2, eerste lid onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) wordt de vergoeding van de kosten van een door een partij ingeschakelde deskundige vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Bij het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) zijn deze tarieven vastgesteld. Artikel 2 van het Bts is van toepassing op de vergoeding van de door de medisch adviseur Den Daas verrichte onderzoeken. In dit artikel is bepaald dat ten hoogste respectievelijk € 122,63 (2018), € 129,63 (per 1 januari 2020) en € 134,04 (per 1 juli 2020) per uur wordt vergoed. Op grond van artikel 15 van het Bts worden de bedragen verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd.
Onder toepassing van de bovenvermelde bepalingen van het Bpb in samenhang met de bepalingen van het Bts wordt de vergoeding van de proceskosten vastgesteld op een bedrag van € 4.123,50 wegens verleende rechtsbijstand, begroot in bezwaar op € 1.194,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting), op
€ 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en op € 1.255,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een zienswijze na het verslag van het deskundigenonderzoek), en op een bedrag van € 3.593,88 wegens kosten van de door de partijdeskundige Den Daas opgemaakte rapporten van 4 december 2018, 3 september 2020, 16 oktober 2020 en 11 november 2021 en de daarmee gemoeide uren, vermeerderd met btw. In totaal is de vergoeding € 7.717,38.
Voor een vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellanten tot een bedrag van € 7.717,38.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2023.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) E.X.R. Yi