4.3.2.Appellante heeft in de procedure voldoende ruimte gehad om haar standpunt dat zij meer beperkt is, te onderbouwen. Niet gebleken is dat appellante belemmeringen heeft ondervonden om informatie in te dienen die naar zijn aard geschikt is om twijfel te zaaien over de conclusies van de (verzekerings)artsen van het Uwv. Appellante heeft bij de melding toegenomen arbeidsongeschiktheid medische informatie ingediend van de psycholoog, neuroloog, huisarts en radioloog en een medicatieoverzicht bijgevoegd. In deze informatie worden de klachten van appellante en de onderzoeksbevindingen van deze artsen beschreven. De (verzekerings)artsen van het Uwv hebben de beschikbare informatie van de behandelend sector inzichtelijk betrokken bij hun oordeelsvorming, zodat deze door de bestuursrechter kan worden getoetst. Appellante heeft niet gesteld dat over bepaalde noodzakelijke informatie niet kon worden beschikt. Aanwijzingen dat medische informatie aan het dossier ontbreekt zijn niet aanwezig. Van schending van het beginsel van equality of arms is dan ook niet gebleken. De vraag of appellante financieel niet in staat is zelf een deskundige in te schakelen kan daarom buiten beschouwing worden gelaten.
Stap 3: inhoudelijke beoordeling
4.3.3.Het oordeel van de rechtbank dat het Uwv terecht heeft besloten dat appellante vanaf
31 oktober 2017 niet toegenomen arbeidsongeschikt is, en de overwegingen die aan dit oordeel ten grondslag liggen, worden geheel onderschreven. Appellante heeft ook in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens ingediend die reden geven om de juistheid van de conclusies van de (verzekerings)artsen van het Uwv in twijfel te trekken. Hieruit volgt dat geen aanleiding aanwezig is om een onafhankelijk deskundige te benoemen.
Conclusie en gevolgen
5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering om appellante met ingang van 31 oktober 2017 een WIA-uitkering toe te kennen in stand blijft.
6. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Schoneveld, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023.
Artikel 55 van de Wet WIA
1. Indien op de dag, bedoeld in artikel 54, tweede lid, geen recht op een WGA-uitkering is ontstaan omdat de verzekerde op die dag niet gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, ontstaat alsnog recht op die uitkering met ingang van de dag dat hij wel gedeeltelijk arbeidsgeschikt wordt indien hij op de dag hieraan voorafgaand:
a. recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering;
b. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid; of
c. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid voortkomt uit een andere oorzaak als op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid.
2. Indien op de dag, bedoeld in artikel 54, tweede lid, geen recht op een WGA-uitkering is ontstaan omdat op die dag op de verzekerde een of beide uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f of i, van toepassing waren, ontstaat alsnog recht op deze uitkering op de dag dat zich geen van deze uitsluitingsgronden meer voordoet.
3. Het recht op een WGA-uitkering kan in de situatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid niet later ingaan dan vijf jaar na de dag, bedoeld in artikel 54, tweede lid en
in de situatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, niet later dan vier weken na de dag, bedoeld in artikel 54, tweede lid.