ECLI:NL:CRVB:2023:225
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid onder de 35%
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de intrekking van de WGA-uitkering van appellante, die op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) een loongerelateerde WGA-uitkering ontving. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar WGA-uitkering per 16 juli 2020.
Appellante, bijgestaan door haar advocaat, heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar gezondheidstoestand sinds eind 2018 is verslechterd en dat het onderzoek door de verzekeringsarts onzorgvuldig is geweest. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er voldoende medische informatie beschikbaar was om tot een weloverwogen oordeel te komen. De verzekeringsartsen hadden gemotiveerd dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellante geschikt waren.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante niet gevolgd en bevestigd dat het Uwv terecht de WGA-uitkering heeft beëindigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsartsen en dat de door appellante aangevoerde gronden in essentie een herhaling waren van wat eerder in beroep was aangevoerd. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, zonder veroordeling in de proceskosten.